1. Wat is een gouden standaard?
Bij een gouden standaard is een valuta -wettelijk- gedefinieerd als een bepaald gewicht in goud, waarmee mensen betalen. Bankbiljetten zijn dan altijd inwisselbaar tegen een bepaalde hoeveelheid goud en verder zijn dan gouden munten in gebruik. Men kan ook goud zelf als geld gebruiken zonder een officieel vastgelegde standaard. Op een vrije markt in geld en bankieren zouden er geen aparte, onderling verschillende valuta bestaan met een eigen koers, ook geen goudgedekte. Er zou alleen goud als geld in gebruik zijn, met gouden munten waarop het netto goudgewicht vermeld zou staan. Valutanamen zouden hier niets aan toevoegen omdat goud overal ter wereld hetzelfde is. Er zou ook geen concurrentie tussen gelduitgevers plaatshebben: burgers zouden nimmer vrijwillig kiezen voor geld van inferieure kwaliteit, waarvan de koers fluctueert. Uitgevers van geld (munthuizen, waar men goud aanmunt) concurreren dan juist op kwaliteit en dus universele inwisselbaarheid, precies de kern van geld zelf.
2. Hoe werkt een gouden standaard?
Goud is de ruileenheid; goederen hebben een prijs in goudgewicht en de valuta is dan de handelsnaam daarvoor. Maar op een vrije markt zonder gedefinieerde goudstandaard, met louter goudgewicht als geld, bestaan valutanamen dus niet eens. Onder goudgeld kunnen munten, bankbiljetten en digitale rekeningen de praktijk zijn, net als nu. De geldhoeveelheid fluctueert alleen met de beschikbare goudhoeveelheid en kan niet meer ongelimiteerd stijgen en voor crises zorgen, zoals met het ongedekte fiatgeld.
3. Waarom zou goud geschikt zijn als geld?
Het belangrijkste aan goud is dat het van oudsher universeel gewild is. Mensen willen hun bestaan veilig stellen en optimaliseren; handel met andere mensen is voor de meesten noodzakelijk. Geld als indirect ruilmiddel maakt dit mogelijk. Goud heeft een unieke combinatie van gunstige kenmerken: zeldzaam en vrij moeilijk winbaar, omsmeltbaar en deelbaar zonder waardeverlies, bruikbaar voor industrie en sieraden, roestvrij, esthetisch mooi, duurzaam en eenvoudig op te slaan, te verbergen en te transporteren. Goud is ook buiten het handelsverkeer bruikbaar, is de enige echte wereldmunt en maakt zo de gewenste optimalisering het beste mogelijk. Fiatgeld daarentegen is kwetsbaar, omdat dit uit het niets wordt gemaakt en het vertrouwen erin kan verdwijnen. Het is nooit de vrije keuze van individuele mensen, maar wordt wettelijk verplicht in stand gehouden.
4. Waarom zou een gouden standaard nuttig zijn?
Goud als geld heeft vele voordelen ten opzichte van ongedekt fiatgeld. Het
dwingt overheden en banken tot rationeel beleid en respecteert vrijheid en
eigendomsrechten, omdat kunstmatige geldcreatie ontbreekt. De burgers
hebben de macht en vrijheid: geld is altijd inwisselbaar in goud.
Staatsschulden worden niet meer met de geldpers gefinancierd, omdat anders
een land zijn goudbasis kwijtraakt door inwisseling van het ongedekte geld
en zijn munt instort. Voor banken op een vrije bankenmarkt geldt
ditzelfde. Goud is een automatisch wapen tegen inflatie: geldontwaarding
en marktverstorende conjunctuurgolven door ongedekte kredietverstrekking
(de echte inflatie) ontbreken. De handelsbalansen tussen
landen zijn meer in evenwicht. Economische calculatie is betrouwbaar met
goud, een homogeen goed. Handhaving van de gouden standaard maakt oorlogen
onmogelijk, omdat deze altijd worden gefinancierd met de geldpers. Er is
met goud en een vrije markt geen bankenkartel meer met een wettelijk
privilege op geldschepping. Zo is de zeggenschap over geld vanuit
staatshanden weer terug bij de bevolking. Om al deze redenen en is goud
niet ouderwets of achterhaald.
5. Maar de goudprijs fluctueert toch enorm?
Dat
argument draait oorzaak en gevolg om. Het zijn de ongedekte valuta en het
vertrouwen daarin die fluctueren, niet de edelmetalen, want die zijn vrij
constant tegenover andere goederen. Bovendien gaat de marktprijs van goud
(en zilver) nooit naar nul; fiat valuta daarentegen worden op termijn
altijd waardeloos. Sterke fluctuaties bestaan alleen als goud en geld
losgekoppeld zijn. Bovendien worden de goud- en zilvermarkt gemanipuleerd
met papieren, fractionele claims op fysiek goud en zilver en vormen een
kunstmatig en prijsverstorend aanbod. Historisch gezien is de
goudhoeveelheid zelf veel stabieler tegenover andere goederen. Een
voorbeeld is olie, dat al zeker 60 jaar in een vrijwel constante
verhouding tot goud staat. De huidige sterk gestegen goudprijs is een
uiting van de verzwakkende valuta en het dalende vertrouwen daarin, een
"geldzeepbel". Sinds het definitief loslaten van de gouden standaard in
1971 is de ongedekte geldschepping enorm gestegen, met een zeer hoge,
volatiele goudprijs, in geld uitgedrukt, tot gevolg. Ook aandelen en
vastgoed fluctueren sindsdien enorm en de winkelprijzen stijgen
voortdurend. Onder een streng gehandhaafde gouden standaard is dat alles
onmogelijk. Centrale bankiers propageren dat zij stabiele prijzen
nastreven of een beperkte inflatie. Maar zij draaien de zaken om: met goud
was die relatieve stabiliteit allang bereikt en de middelen die centrale
bankiers en politici hebben (prijsindexen, geldgroei- en rentebeleid),
zijn subjectief en ongeschikt.
Een aloud bezwaar tegen goud is volgens sommigen dat er een overvloedige
goudmijn of "goudplaneet" kan worden gevonden, waardoor de goudhoeveelheid
enorm toeneemt en goud waardeloos wordt. Dit is om meerdere redenen een
denkfout.
a) Zo'n supergoudmijn of goudplaneet is nog nooit
aangetroffen en de kans erop is even klein als altijd.
b) Al vindt
men zo'n planeet, dan nog kan het vele jaren duren voor er machines, laat
staan mensen, aan het werk kunnen gaan, als dat al technisch mogelijk en
betaalbaar is.
c) Het goud zal gedolven of van de planeet
geschraapt moeten worden, een tijdrovende, technisch gecompliceerde en
dure klus.
d) Dit goud zal hetzij in kleine (geen bedreiging voor
de goudprijs) dan wel grote (door het gewicht niet-transporteerbare)
hoeveelheden gewonnen worden. In beide gevallen is er geen bedreiging voor
de positie van goud.
e) Goud van zo'n planeet zou juist door zijn
exotische herkomst, schaarste, technisch gecompliceerde winning en
wellicht door een bijzondere samenstelling, erg gewild kunnen zijn en een
eigen, hogere prijs dan het aardse goud kunnen hebben.
f) Bij een
supergoudmijn zal goudwinning door het grote aanbod niet meer rendabel
zijn, waardoor de goudhoeveelheid alsnog een bovengrens krijgt en de prijs
een bodem.
Verder vormen de (digitale) geldpersen een bewezen onuitputtelijke bron van geldgroei en geldontwaarding, dus het genoemde aloude bezwaar gaat juist op voor het huidige fiatgeld.
6. Als goud zo goed is, waarom hebben we dan geen gouden standaard?
Politici hebben het geld grondwettelijk geregeld, de gouddekking
afgeschaft en het geldbeheer uitbesteed aan centrale banken, met in hun
kielzog de private banken met een monopolie op geldschepping. Dit is een
feodaal systeem. In plaats van goud, hanteren zij een "papieren
standaard", waarbij geld in grote hoeveelheden wordt bijgemaakt en zij
onnatuurlijk hoge winsten maken. Overheden kunnen, door de connecties met
de centrale banken (zoals de verkoop van staatsleningen aan of via hen),
alsnog groepen bevoordelen en hun beleid uitvoeren via geldschepping,
zonder impopulaire belastingen te hoeven heffen. Daarom zijn overheden en
de bankensector rabiate tegenstanders van goud. Burgers en bedrijven
zorgen met kredieten en hypotheken overigens voor de meeste geldschepping;
het grootste gedeelte van al het gebruikte geld is nu krediet. Op een
vrije geldmarkt zou ongedekt (papier)geld nimmer levensvatbaar zijn; dat
hett nu wel bestaat betekent niet mensen er dan ook voor zouden kiezen. De
burgers hebben nu dus geen vrije geldkeuze, maar gebruiken verplicht de
wettige betaalmiddelen, bestaande uit fiatgeld in de vorm van bijna waardeloze
munten (van zink, staal, koper, aluminium, tin of nikkel),
papier en digitaal geld. Dit wordt door de meeste burgers geaccepteerd,
omdat zij niet beter weten of denken dat zij hiervan het meeste voordeel
hebben.
7. Waarom is de gouden standaard ooit afgeschaft?
De afschaffing van een gouden standaard, of het instellen van
pseudo-standaards, wordt door politici altijd gedaan met het oog op
ongedekte geldschepping, of is daar een gevolg van. Dat laatste gebeurde
in 1971 voor het laatst, met het stopzetten van het Bretton Woods systeem.
Zonder gouden standaard kan geldschepping onbelemmerd worden voortgezet.
Het is een bewijs van faillissement van een staat, die niet meer aan zijn
inwisselplicht of afbetaling van staatsschulden kan voldoen en dit wil
omzeilen. Ook werd met het oog op oorlogsvoering de inwisselbaarheid
opgeheven, bijvoorbeeld voor de Eerste Wereldoorlog, om pijnlijke
belastingen die op verzet van de bevolking zouden stuiten, te voorkomen.
De mensen betalen wel hogere winkelprijzen, maar krijgen lang niet altijd
voldoende meestijgende lonen en verarmen. Een gouden standaard stort dus
niet uit zichzelf in en gaat evenmin "ten onder", maar wordt alleen door
menselijke keuzes stopgezet.
8. Is er maar één soort gouden standaard?
Ja, de
gouden standaard met een honderd procent dekking, de goudenmuntstandaard
of goudreservestandaard. Deze bestaat uit gouden munten (zoals het
vroegere gouden tientje) en aan toonder in goud inwisselbare
bankbiljetten. Tegenwoordig zou digitaal goudgeld prima mogelijk zijn. Er
hebben ook pseudo-goudstandaards bestaan, zoals de goudkernstandaard
(Nederland in 1918-1936) en de goudwisselstandaard (Nederland in
1945-1971). Bij beide bestond de dekking maar deels uit goud, had de
inwisselbaarheid restricties en was die vaak alleen weggelegd voor
overheden en centrale banken. De systemen waar deze pseudo-standaards in
zaten, zoals het systeem van Bretton Woods in 1944-1971, werden stopgezet
omdat door ongedekte geldschepping de inwisselbaarheid van het geld niet
meer kon worden nagekomen.
9. Leidt de gouden standaard tot nog meer excessieve winsten voor
banken?
Nee, integendeel. Een stipt nageleefde gouden
standaard kent geen winsten op basis van het privilege op geldschepping,
maar alleen uit investeringen met bestaand spaargeld en het leveren van
overige bancaire diensten. Dat komt iedereen ten goede. Goud moedigt
sparen en investeren aan, geldschepping juist schulden. Van belang is dus
wel dat men geen fractionele reserves toestaat en er geen -daarmee
samenhangende- overheidsgaranties op bankactiviteiten zijn. De markttucht
op een vrije bankenmarkt zonder centrale bank zou fractioneel bankieren
ontmoedigen, omdat vrije burgers er nimmer voor zouden kiezen. Banken zijn
dan gewoon bedrijven met normale winsten en verplichte naleving van
contracten, zoals volledige gouddekking. Goud is ook het enige middel dat
het ontstaan van een ongerechtvaardigde bonuscultuur voorkomt.
10. Is er met goud een even grote welvaart als nu?
Een betere vraag is hoeveel welvaart er is misgelopen met
het huidige geldsysteem. Met goud zou er veel minder verspilling zijn en
veel meer echte welvaartsgroei op basis van productieve arbeid, waarmee in
de primaire behoeften wordt voorzien: voeding, kleding, woonruimte,
veiligheid en gezondheid. In de consumptiemaatschappij die de afgelopen
decennia is onstaan door goedkoop kredietgeld, worden veel schaarse
middelen gebruikt en verknoeid aan niet-primaire behoeften. Bijvoorbeeld
een vastgoedbubbel in de private sector, banken en financiële instellingen
die door geldschepping en rentes kunstmatig groot en rijk worden,
peperdure legers, oorlogen, een bureaucratische publieke sector, veel
wijken met grote, dure huizen en snelwegen, maar ook uitbreiding van
assortimenten in de winkels, luxeproducten, evenementen en veel managers
en adviseurs. Deze gebruiken of vernietigen schaarse economische bronnen
(mensen, kapitaalgoederen, grondstoffen), maken de echt belangrijke zaken
onmogelijk door de prijsopdrijving en verarmen de rest van de samenleving.
Het huidige geldsysteem en de bijbehorende consumptiemaatschappij, hebben
voor een kwetsbare schijnwelvaart gezorgd. Op een aantal manieren zijn de
meeste mensen minder rijk dan zij denken te zijn:
- Het geld is thans ongedekt
door goud en/of zilver, dus er ontbreekt een echte, relatief vaste waarde
die men voor de arbeid krijgt.
- Door fractioneel bankieren is er
een voortdurende koopkrachtdaling, wat verspillende consumptie aanmoedigt,
en bestaat het risico om bij een bankrun alle spaargeld te verliezen.
- De meeste consumptiegoederen en inboedels zijn bijna waardeloos, omdat
ze al snel na aankoop en door gebruik afgeschreven raken. En als men al
geld krijgt bij de verkoop van gebruikte goederen, is de koopkracht
daarvan sinds de aankoop verder gedaald. Ook dalen de huizenprijzen, wat
het (virtuele) vermogen verder aantast.
- Bij een bankrun, waar
door fractioneel bankieren des te meer risico op bestaat, zal blijken dat
tegenover de spaartegoeden nog veel meer schulden bestaan.
- Bij
een bankrun zijn de vele niet-primaire spullen die mensen hebben, sowieso
ongewild door overaanbod en/of ontbrekende vraag.
- De
pensioentegoeden zitten grotendeels in beleggingen als aandelen,
(staats)obligaties en vastgoed, waarvan de prijzen sterk fluctueren en
niet zelden instorten, zeker in het huidige (piramide)geldsysteem.
De consumptiemaatschappij is dus geen sterkte van onze economie, maar een zwakte.
Het bezit van de natuurlijke geldsoorten goud en zilver kent geen van deze nadelen en risico's; de waarde ervan is op lange termijn altijd relatief vast ten opzichte van alle andere goederen. Goud en zilver zijn gestolde productieve arbeid, de echte welvaart. Onder goud is geld veel schaarser, zijn de rentes hoger en groeit de reële economie meer dan thans onder het goedkope fiatgeld, dat improductieve projecten mogelijk maakt die anders niet of in mindere mate van de grond zouden komen. De mensheid had onder een consequent volgehouden gouden standaard al veel verder ontwikkeld kunnen zijn dan nu. Zonder fiatgeld kunnen bronnen productief worden aangewend en de reële welvaart -de primaire behoeften- vergroten. Kredietverstrekking boven spaargeld leidt slechts tot statistisch hogere economische groei, maar geen reële groei in koopkracht. Zij geeft alleen herverdeling van welvaart, doordat de eerste ontvangers van het nieuwe geld, koopkracht elders wegnemen. Alleen meer goederenproductie betekent meer welvaart. Als geldschepping tot welvaartsgroei leidde, kon men de armoede razendsnel uit de wereld helpen via de geldpers.
11. Geldschepping is toch nodig om in de marktvraag naar geld te
voorzien?
Nee. Wie het geldaanbod onder goud onvoldoende
vindt, stelt eigenlijk dat de markt faalt en zal de vraag moeten
beantwoorden wanneer er dan wel "voldoende" van is en volgens welke
maatstaf. Kenmerkend voor elk economisch goed is dat er altijd
een tekort van is om in elke actuele behoefte te voorzien. Maar elke
geldhoeveelheid is in het algemeen gesproken voldoende om als ruilmiddel
van alle goederen te functioneren. Geldschepping lost een "geldtekort"
niet op, omdat de prijzen daardoor stijgen en er dus weer meer geld
"nodig" zou zijn. Niet de geldhoeveelheid op zich, maar de koopkracht
ervan, bepaalt de rijkdom. Onder de gouden standaard krijgt spaargeld een
nuttige bestemming. Geldcreatie boven het spaargeld, zoals nu gebeurt,
verstoort het marktproces. Kunstmatig lage rentes door centrale banken
bevorderen dit. Dit leidt tot een vraagoverschot naar geld en
prijsinflatie. Het aanbod aan nieuw geld schept de vraag, eerder dan
andersom.
12. Belemmert goud niet de vrijheid om krediet te krijgen?
Ook onder een gouden standaard bestaan kredieten, bij voldoende ter
uitlening aangeboden geld en als de lener genoeg rente betaalt. Een zeer
belangrijk punt is dat onder goud, de (kost)prijzen door innovaties steeds
dalen, waardoor (a) minder krediet nodig is voor dezelfde investeringen en
(b) er geld zo overblijft voor nieuwe ondernemingen en producten.
Geldgroei is voor kredieten dus onnodig; productiviteitsgroei maakt geld
beschikbaar. Op een vrije markt is de rente altijd passend om voldoende
spaargeld aan te trekken en als krediet uit te geven. Alleen goederen en
diensten met voldoende afnemers worden onder goud geproduceerd. Daarmee
wordt de goederenproductie vergroot, dalen de prijzen, blijven er meer
geld en andere productiemiddelen over voor andere investeringen en
consumptie en stijgt de welvaart. Goud zonder fractionele reserves
voorkomt dat anderen in de samenleving gedwongen meebetalen aan andermans
geldscheppende kredieten, door hogere prijzen. Geldscheppende hypotheken,
kredieten en derivaten in het huidige fiatgeldsysteem, stelen koopkracht
en dus welvaart bij anderen en maken van de ontvangers een (valse)
economische elite. Men kan zich ook afvragen waarom die voorzieningen er
zouden moeten zijn. Geld bijmaken voor investeringen drijft de prijzen op
(omdat kredieten vooraf gaan aan de productie), wat weer meer nieuw geld
"nodig" maakt. Krediet kan onder goud worden verstrekt als spaarders hun
geld tegen rentevergoeding een bepaalde tijd 'uitlenen' aan de bank, via
allerhande geldfondsen, aandelen of obligaties. Hierdoor ontstaan er niet
meerdere claims (van zowel bank als klant) op hetzelfde geld, zoals onder
fractioneel bankieren.
13. Kunnen mensen nog wel een hypotheek krijgen onder een gouden
standaard?
Niet de vraag naar hypotheken moet voorop
staan, maar naar woningen. Woningbouw tast niemands eigendom aan;
hypotheken door geldschepping wel, want zij zorgen voor prijsstijgingen,
niet alleen van huizen. Veel van de huidige geldscheppende hypotheken
zouden op een vrije markt zonder overheidsgaranties niet eens bestaan,
omdat de risico's op wanbetaling te groot zijn. Dat bewijst de
marktverstoring ervan en verklaart de huizenbubbels, die in diverse landen
de laatste jaren zijn geknapt, wat een terugkeer van de huizenmarkt naar
de normale toestand is. Hypotheken en kredieten zijn daarom geen
rechtvaardiging voor het huidige fiatgeld. Discutabel is dus of hypotheken
het wonen echt betaalbaarder maken. Onder een gouden standaard kan men
minstens evenveel huizen bouwen als nu, vooral als de woningmarkt wordt
geflexibiliseerd. Bovenal kan men ook een huis huren en intussen werken en
sparen om met eigen vermogen een huis te kopen. Dat stimuleert zuinigheid,
maakt echt kapitaal op spaarrekeningen of in beleggingen beschikbaar voor
investeringen -in de woningbouw- en zorgt ervoor dat mensen eerst een
aantal jaren productief zijn voor zij met de opbrengst daarvan een huis
kopen. Met de huidige geldscheppende en ontwrichtende hypotheken is dat
allemaal precies tegenovergesteld.
14. Is de gouden standaard vatbaar voor speculanten?
Gouden standaards hebben een vaste koers tegenover elkaar, omdat zij alle
een goudgewicht zijn. En overheden of banken hebben altijd de plicht tot
inwisseling tegen de vastgelegde koers. Hiertegen valt niet te speculeren,
mits men de gouden standaard handhaaft en geen ongedekt geld uitgeeft.
Speculanten zijn overigens nuttig, omdat zij de marktwerking versoepelen
en een signaalfunctie hebben voor de onderliggende economische factoren.
Zij zijn eigenlijk de thermometer van een markt.
15. Is er een centrale bank nodig voor een gouden standaard?
Nee, goud behoeft geen centrale bank. Die verleidt beleidsmakers en
bankiers tot misbruik. De gouden standaard kan men wettelijk vastleggen en
de bankenmarkt vrijgeven. Ook kan de standaard worden geprivatiseerd,
waarbij banken zelf zorgen voor inwisselbaarheid van geld tegen een zeker
goudgewicht. Een vrije bankenmarkt leidt automatisch tot het gebruik van
edelmetalen als geld, wegens het vertrouwen dat daarin bestaat. De
goudhoeveelheid wordt dan door vraag en aanbod bepaald en is altijd een
weergave van de wensen van het publiek. Vrij concurrerende banken moeten
om hun reputatie denken en contracten naleven, zoals inwisseling van geld
in goud. Daarom zullen zij deugdelijk geld uitgeven, temeer er geen 'bank
der banken' is die hen uitkoopt als zij fractioneel bankieren en in de
problemen komen. Eventueel kunnen overheden de ongedekte geldschepping als
fraude bestempelen.
16. Een centrale bank is toch nodig voor prijsstabiliteit, door
rente en geldhoeveelheid te regelen?
Prijsstabiliteit
als beleidsdoel verdoezelt slechts de gevolgen van geldschepping, die de
prijzen beïnvloedt en groepen bevoordeelt die met het nieuwe geld tegen
oude prijzen goederen kopen, ten koste van de latere ontvangers.
Prijsindexen en de term "prijsniveau" zijn misleidend, omdat prijzen nooit
over de gehele linie, in hetzelfde tijdvak, geleidelijk en voor iedereen
stijgen. Per individu kan geldschepping enorm verschillend uitpakken,
afhankelijk van het uitgavenpatroon. Ook missen de monetaire
"autoriteiten" de benodigde alomvattende informatie voor stabilisering,
wat de gestage prijsstijgingen en de bubbels in aandelen en vastgoed (die
buiten de indexcijfers worden gehouden) bewijzen. Het manipuleren van
prijzen, de koopkracht of de effectieve vraag door centrale banken is een
zwaktebod en symptoombestrijding van het eigen beleid. Op een vrije
bankenmarkt is dat allemaal overbodig: klanten stappen gewoon naar een
andere bank als de geldkwaliteit van de ene bank hen niet meer bevalt.
Onder goud is prijsstabiliteit bovendien de norm, al is absolute
stabiliteit onhaalbaar omdat de voorkeuren van consumenten, de
goudhoeveelheid en de goederenhoeveelheden steeds wijzigen. Deze
onzekerheid is mede de bestaansreden van geld en de keuze voor goud.
17. Overheden kunnen de gouden standaard toch zomaar schenden of
opheffen?
Dat kunnen overheden met elke
(grond)wetsbepaling, maar dat maakt wetten niet overbodig. Het argument
pleit niet tegen een gouden standaard, maar alleen tegen een centrale bank
en overheidsbemoeienis met geld. Dus eerder voor vrij bankieren. Bij
schending is duidelijk wie er wanneer bedrog pleegt. En van fiatgeld weten
we zeker dat beleidsmakers eigendommen aantasten. Een echte gouden
standaard zou men onafhankelijk kunnen definiëren, net als de meter en de
kilo, of wordt contractueel vastgelegd tussen een private bank en zijn
klanten. De overheid kan zich beperken tot wetgeving die schending ervan
(fraude) verbiedt. De tucht van de vrije markt zorgt voor betrouwbare
banken en hun geld.
18. Met goud zijn we toch afhankelijk van Rusland, China of
Zuid-Afrika?
We zijn nooit verplicht goud van hen te
kopen, als ze het al exporteren. De goudhoeveelheid en de groei daarvan,
zijn voor de geldfunctie irrelevant, net zoals de geldhoeveelheid voor de
welvaart in het algemeen niet van belang is. Nieuwe goudvondsten zijn maar
een fractie van de al gevonden en bewaard gebleven hoeveelheid. Echt groot
is de schade daarom niet als landen geen goud meer willen leveren. En zij
zouden dan helemaal moeten stoppen met goudwinning, want door levering aan
andere landen kan het alsnog bij vijandige landen terecht komen. Hiermee
zouden de goudproducenten zichzelf benadelen. Denkbaar is daarom zelfs dat
de economische invloed op goudproducerende landen groter
wordt, dan de invloed van hen.
19. Leidt een gouden standaard niet tot oorlogen om goud, zoals om
olie?
Dat is meer een vraag die eerder de politiek
betreft dan goud. De fout van oorlogen voeren zit bij mensen, niet bij
goud. Een gouden standaard moedigt oorlogen niet aan. Een strikt
gehanteerde gouden standaard ontmoedigt zelfs oorlogen, omdat ze niet meer
met de geldpers kunnen worden gefinancierd. Theoretisch gesproken: zelfs
als er oorlog om goud zou uitbreken, zou deze zeer beperkt in omvang en
duur zijn, omdat het goudgeld simpelweg opraakt. De vroegere plunderingen
van goud in Zuid-Amerika namens Europese vorsten zijn verder geen argument
tegen legitieme goudvondsten. En fiatgeld maakt niet
alleen oorlogen mogelijk, maar lokt ook weer nieuwe uit, onder meer door
de economische chaos die het veroorzaakt.
20. Kan de overheid nog wel belasting heffen onder de gouden
standaard?
Ja. Een groot voordeel bij goud is dat
overheden en centrale banken niet meer onderling tot aankoop van
staatsobligaties kunnen beslissen, waarmee de geldhoeveelheid wordt
vergroot en pijnlijke directe belastingen worden omzeild. Zowel
belastingen als staatsleningen moeten bij goud komen uit bestaand geld. De
scheiding van geld en staat verhoogt de transparantie in de politiek
enorm.
21. Leidt een gouden standaard tot schadelijke deflatie?
Prijsdalingen hebben ten onrechte een slechte naam gekregen, doordat zij
voor velen synoniem zijn met crises. Maar dalende prijzen door
welvaartsvergrotende innovaties, die onder een gouden standaard de regel
zullen zijn, hebben daar niets mee van doen. Crises ontstaan door een
inzakkende schuldenberg van fractioneel fiatgeld en daar is onder goud
geen sprake van. Goud en andere goederen zijn onder de gouden standaard
met volledige dekking steeds in balans met elkaar. Hoogconjunctuur onder
goud is een teken van vergroting van de goederenhoeveelheid en geeft
prijsdeflatie tegenover goud (men kan er meer voor kopen), wat meer
welvaart betekent. Dat stimuleert dan weer goudwinning, geeft vervolgens
prijsinflatie door het grotere goudaanbod, maar dat bevordert ook het
gebruik van goud in andere goederen dan geld. Daarvan dalen dan de
prijzen. Goud kent een zeer elastische vraag. De cyclische werking van het
systeem is dus omgedraaid en minder hevig en onvoorspelbaar dan nu. In de
periode 1873-1896 was er in Amerika en Duitsland deflatie en tegelijk
economische groei. Dalende prijzen ontmoedigen ondernemers niet, omdat hun
winstmarges voldoende kunnen blijven.
22. De gouden standaard veroorzaakte of verergerde toch de Grote
Depressie in de jaren dertig?
Nee. De kiem van de Grote
Depressie lag in het feit dat men in Groot-Brittannië na de Eerste
Wereldoorlog niet terugkeerde naar de klassieke goudstandaard, maar de
goudwisselstandaard instelde. Dat gebeurde bovendien tegen de vooroorlogse
-volgens sommigen achterhaalde- pondkoers en met restricties op de
inwisselbaarheid in goud. Dit leidde door de onderlinge koppeling via de
goudwisselstandaard in Europese landen en Amerika in de verdere jaren
twintig, tot grote ongedekte geldschepping. Vanaf najaar 1929 stortte dit
kaartenhuis ineen, wat feitelijk een terugkeer van de markt naar het
basisgeld (goud) inhield. President Roosevelt had in 1933 niet de gouden
standaard moeten loslaten om de crisis op te lossen, maar had beter de
Federal Reserve kunnen opheffen. Het loslaten van goud in de jaren dertig
in vele landen verstoorde juist het oplossen van de crisis, doordat landen
zo onderling devalueerden en een vorm van protectionisme bedreven. (Thans
wordt dit herhaald met de dreigende valuta-oorlog, door geldschepping.) De
Tweede Wereldoorlog was een uitloper van deze instorting. Een bijna
identieke goudwisselstandaard werd vanaf 1944 herhaald in het door de
dollar gedomineerde systeem van Bretton Woods, dat in de periode 1968-1971
tot een eind kwam en leidde tot het geheel loslaten van goud in 1971; de
"Nixon shock". Vervolgens brak een periode van grote monetaire en
economische onrust aan in de jaren zeventig en tachtig. Er doen zich dus
al vele decennia heftige conjunctuurgolven voor, mogelijk gemaakt door
ongedekte geldschepping. De huidige crisis is er ook weer een voorbeeld
van. Met een deugdelijke en stipt gehandhaafde gouden standaard was dit
alles voorkomen.
23. De gouden standaard belemmert toch volledige werkgelegenheid?
Nee. Werkloosheid komt niet door een "geldtekort" of "vraagtekort", maar
door lonen boven het marktniveau, een starre arbeidsmarkt en wetgeving die
werken ontmoedigt. Dus verstoring van het prijsmechanisme, waarbij loon de
prijs voor arbeid is. Geldschepping lost dit niet op en tast daarbij de
reële lonen aan. Op een vrije arbeidsmarkt neigen de lonen naar
overeenstemming met de arbeidsproductiviteit en is er optimale
werkgelegenheid. Dit vereist geen geldschepping en een gouden standaard
belemmert dit proces dus niet. Het prijsmechanisme zelf volstaat om vraag
en aanbod van schaarse middelen met elkaar in overeenstemming te brengen.
En na vele decennia van enorme geldschepping zitten velen zonder werk in
het sociale stelsel; wellicht bevordert geldschepping dit zelfs.
24. Veroorzaken nieuwe goudvondsten niet alsnog een
conjunctuurcyclus?
Nee. Goudvondsten verstoren niet het
marktproces, zoals ongedekte kredietschepping doet, maar zijn er onderdeel
van. Zij vormen eerder fluctuaties dan cycli, zijn enigszins voorspelbaar
en altijd beperkt tot hoogstens de gevonden goudhoeveelheid. Ongedekt
fiatgeld wordt onbeperkt bijgemaakt. Het gevonden goud kan ook worden
verwerkt tot sieraden, decoratie, instrumenten, apparaten en dergelijke,
die dan goedkoper kunnen worden. Goudzoekers worden gedreven door een
voldoende hoge goudprijs, zich uitend in voorafgaande prijsdalingen van
andere goederen. Zo is er altijd een evenwicht tussen goud en andere
goederen.
25. Waren er ook economische crises in tijden van goud?
Ja, wanneer overheden en bankiers de goudstandaard de facto loslieten. Op
papier bestond de convertibiliteit nog wel, maar in praktijk leenden de
banken creeërden de bankiers leningen in veelvoud van hun reserves, na
bemoeienis van overheden en verlaging van de reserve-vereisten door
centrale banken. Dit leidde en leidt nog steeds tot conjunctuurcycli met
crises, zoals die in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw en
sinds 2007. Een stipte handhaving van de gouden standaard kan dat alles
voorkomen. De zwakte zit dus niet in het goud, maar in de mens.
Veelzeggend is dat er bij zulke crises steevast een vlucht in goud
ontstaat, ook nu weer actueel. Het vertrouwen in goud is constant, in het
fractionele fiatgeld niet.
26. Kan een bank ook nieuw goud uit het publiek betrekken?
Ja, naast goudwinning kunnen banken ook aangeboden goud omsmelten, aan de
eigen voorraad toe voegen en hiervoor vrij besteedbare biljetten uitgeven.
Dit zal op een vrije bankenmarkt een gebruikelijke manier zijn.
27. Wie is de eigenaar van het goud dat in de bankkluis ligt?
Dat goud staat niet persoonlijk op naam, maar iedereen kan bij een bank
voor zijn geld wel het goudgewicht krijgen. Op een vrije bankenmarkt
kunnen ook de niet-rekeninghouders geld wisselen bij de uitgevende bank,
omdat munten, biljetten en goudbezit bij zo'n bank aan elkaar gekoppeld
zijn. Er hoeft dus niet met goud tussen banken te worden gesleept, evenmin
als het traceren van biljetten nodig is.
28. Goud zoeken en dan in een bankkluis leggen als dekking voor
geld, is toch verspilling?
Goudzoekers reageren op een
behoefte aan goud en verspillen dus niets. Het is de vrije keuze van
banken en hun klanten om goud als gelddekking in een kluis te leggen; voor
hen op dat moment kennelijk de beste optie. Een grote toevloed aan goud
doet de prijs tegenover andere goederen dalen, waardoor niet-monetair
gebruik aantrekkelijker wordt en goud (en dus geld) deels anders wordt
aangewend. Op een vrije geldmarkt is goud altijd daar waar de eigenaren
het willen en is van verspilling geen sprake.
29. Bij hyperinflatie heb je toch niets aan goud?
Meestal luidt het bezwaar dat je "goud niet kunt eten". Maar fiat
papiergeld natuurlijk ook niet en daarvoor is geld ook niet bedoeld. Bij
hyperinflatie storten de meeste markten in elkaar omdat mensen de
opbrengsten nodig hebben voor voedsel en andere primaire behoeften. En
juist dan bewijst goud zijn extra grote waarde: de prijs ervan stijgt mee
met de hyperinflatie en het wordt gebruikt als ruilmiddel. Onder strikt
gehandhaafd goud als geld is hyperinflatie overigens onmogelijk, dus dat
pleit er andermaal voor.
30. Is de wereldeconomie niet te complex geworden voor een gouden
standaard?
Hier worden hoogstens oorzaak en gevolg
omgedraaid. Fiatgeld en fractionele reserves maken de economie ingewikkeld
en nog grilliger dan normaal. In de kern draait alles nog steeds om
productie en handel, ongeacht hoe ingewikkeld producten zelf zijn.
31. Goud als geld is toch duur en verspillend, vergeleken met het
bijna gratis papiergeld?
Deze vergelijking is onvolledig
en dus misleidend. Elk gebruik van een goed heeft zijn kosten, bestaande
uit de misgelopen voordelen van een andere aanwending ervan. Kosten zijn
dus geen tekortkoming van een handeling, evenmin bij goud als geld. Ook
zijn deze kosten niet op te lossen door geld bij te maken. Men moet de
keuzes tegen elkaar afwegen. De echte kosten van ongedekt geld bestaan
namelijk uit de dalende koopkracht ervan, de zeepbellen en crises die
ontstaan, de bevoordeling van vroege ontvangers ten nadele van anderen, de
misallocaties van bronnen, de kosten van centrale banken, de bemoeilijkte
economische calculaties en het anticiperen van bedrijven op toekomstige
handelingen van de monetaire autoriteiten. De kosten van goudwinning,
opslag en bewaking zijn klein, vergeleken met de voordelen van goud én de
nadelen van ongedekt fiatgeld. En ze bestaan nu ook, omdat goud voor
andere doelen wordt gewonnen en gebruikt.
32. Is de goudvooraad in de wereld niet te klein voor een terugkeer
naar de gouden standaard?
De hoeveelheid goud is
irrelevant voor zijn functie als ruilmiddel, zolang men de munt maar
correct definieert in goud. De vraag rijst welke hoeveelheid goud er dan
wel zou moeten zijn voor geld. De prijzen passen zich aan aan de
goudhoeveelheid. Meer geld verkleint alleen de koopkracht per geldeenheid.
Ook kan men de goudprijs aanpassen aan de geldhoeveelheid.
33. Is de goudhoeveelheid per geldeenheid dan niet te klein?
Tijdens de periode van de klassieke goudstandaard in de VS (1834-1933),
was goud gedefinieerd als $20,67 per troy ounce (31,10 gram) oftewel ruim
1,5 gram goud per dollar. Deze kleine hoeveelheid werd kennelijk niet als
een probleem ervaren. Elke hoeveelheid goud is werkbaar; desnoods rekent
men in nanogrammen. Goud hoeft ook niet fysiek van eigenaar te wisselen;
er kan met biljetten en electronische bankrekeningen worden gewerkt.
34. Met een gouden standaard verdwijnt toch het concurrentievoordeel
door devaluatie?
Devaluatie is symptoombestrijding. Als
een land of producten daaruit op de wereldmarkt uit de gratie raken, is
dat een teken van onvoldoende concurrentiekracht, door te hoge lonen, te
weinig arbeidsproductiviteit of andere structurele zwaktes. De muntwaarde
laten dalen houdt dat slechts in stand. Het kunstmatig goedkoop geld lenen
doet datzelfde, zoals in de zwakke eurolanden is gebeurd. Onder de gouden
standaard en een vrije (arbeids)markt concurreert het bedrijfsleven meer
op een sterke, structurele concurrentiekracht dan louter op prijs.
Duitsland had zijn sterke en populaire D-mark te danken aan zijn goede
exportpositie van kwaliteitsproducten. Goud bevordert sparen, investeren
en innovaties, dus welvaart op lange termijn. De handelsstromen zijn dan
een weergave van het menselijk kunnen, niet van geldmanipulatie met alle
schadelijke gevolgen van dien.
35. Is de financiële wereld niet te groot en te complex geworden
voor een gouden standaard?
De dominantie van de
financiële markten is eerder een argument vóór de gouden standaard. Sparen
is vrijwel onrendabel door de lage rentes en de prijsinflatie. Mensen en
institutionele beleggers speculeren daarom in aandelen, obligaties,
vastgoed en ondoorzichtige financiële producten. Het gebrek aan kennis, de
onvoorspelbaarheid en de enorme belangen, leiden tot misinvesteringen en
continu overspannen beurzen en vastgoedmarkten, gevoed door de
voortdurende geldgroei. Onder goud, sparen mensen weer tegen marktrente op
een rekening, investeert de bank het in innovatieve ondernemingen en
kunnen mensen weer aandelen en obligaties kopen met het dan bestaande
geld. Die hebben marktkennis, kennen de stand der techniek en verbeteren
deze. Niet alleen spaarders en consumenten profiteren daarvan, maar
feitelijk iedereen. De motivatie en waardering voor exacte wetenschap
groeit; een "Innovatieplatform" is overbodig. De welvaart en de vermogens
stijgen duurzaam en het massale speculeren verdwijnt.
36. Is een terugkeer naar de gouden standaard wel realistisch?
Het huidige fiatgeld opdoeken en een gouden standaard opnieuw instellen is
een kwestie van willen, niet van kunnen. Als de politici en de
bankensector hun privileges willen opgeven, lukt het altijd. Probleem is
alleen dat zij in hun eigen vlees moeten snijden. Aanhangers van goud, die
overtuigd zijn van de deugden ervan, kunnen in elk geval hierover blijven
publiceren en er onderzoek naar doen. De vraag is bovendien of doorgaan
met het huidige geld wel realistisch is, gelet op de vele bijwerkingen en
de steeds terugkerende crises.
37. Is de gouden standaard niet veel te ingewikkeld voor het grote
publiek?
Alles wat een gouden standaard behelst, is dat
een muntnaam een bepaald goudgewicht vertegenwoordigt. In de negentiende
eeuw was er in de Verenigde Staten een uitvoerig openbaar debat over
onderwerpen als goud, zilver, centrale banken of free banking en
geldschepping. Vandaag de dag maken de hoeveelheid informatie, opleiding
en media als het internet, een goede informering meer dan ooit mogelijk.
Wie wil, kan zoveel begrijpen van goud en geld als hij maar wenst. En
juist het huidige financiële bestel gaat velen de pet te boven. Het is
chaotisch, gecompliceerd en voortdurend in crisis, omdat economische
wetmatigheden onverkort hun werk doen, zonder dat beleidsmakers en publiek
dat zien of begrijpen.
38. Is een gouden standaard niet achterhaald door het electronische
geld?
Ook elektronische middelen zijn bruikbaar in
combinatie met een gouden standaard; dit kan naast gouden munten of
bankbiljetten. Een voorbeeld is de website goldmoney.com, waar men fysiek
goud, zilver en platina kan kopen op rekening en er andere digitale
rekeninghouders mee kan betalen via de gepatenteerde goldgrams. Dit is een
eigen geldeenheid. Ook zijn er betalingen buiten GoldMoney mee te doen.
Dit is een vorm van "digital gold currency" (digitale goud valuta).
39. Als de wereld onder goud in regio's uiteenvalt, worden
eenwording en globalisering toch eigenlijk teruggedraaid?
Als onder goud en een vrije bankenmarkt de wereld versnippert, omdat men
meer handel in de eigen regio bedrijft dan internationaal, doordat werk
niet meer zo snel wordt weggeconcurreerd en uitbesteed, dan is dat de
vrije keuze van mensen. Zo?n samenleving voorziet kennelijk voldoende in
de behoeften en is even natuurlijk als goudgeld zelf is, omdat zij beide
zonder dwang tot stand komen.
40. Hoe kunnen we terugkeren naar een gouden standaard?
Voor de ommezwaai naar een vrije bankenmarkt en een bijbehorende (vrije)
gouden standaard zijn in elk geval de volgende stappen noodzakelijk.
- Stoppen met verdere geldschepping.
- De verkoop van de
goudvoorraden in handen van overheden en centrale banken; de opbrengsten
kunnen naar de burgers terugvloeien.
- Het volledig vrijgeven van
de geld- en bankensector, zodat vrije ondernemers geld op basis van goud
kunnen en zullen uitgeven. Goud kan dan onbeperkt worden gebruikt als
geld, in eerste instantie naast het fiatgeld. Zo kan goud diens plaats
weer gaan innemen.
- Daarna opheffing van de centrale banken.
Het voordeel van een zelfgekozen transformatie naar de gouden standaard,
hoe ingrijpend ook, is dat niet hoeft te worden gewacht op een
ineenstorting van het huidige systeem van fiatgeld, zoals door
hyperinflatie.
Zie ook: Vrij Bankieren in 25 vragen en antwoorden
Met
dank aan Marcel Meijer, prof.
Frank van Dun, het Rothbard
Instituut en Guido
Hülsmann voor hun commentaren
Terug naar de hoofdpagina
© RatioVincit.nl, graag citeren met bronvermelding